Bewaard gebleven brieven vormen voor een biograaf een kostbare bron. Dat werd mij weer eens duidelijk, toen ik in het vroege voorjaar van 2022 startte met mijn onderzoek naar leven en werken van Frans Schraven. Zo kreeg ik met het door Vincent Hermans in 2007 uitgegeven ‘Brievenboek van bisschop Frans Schraven’ meteen al ruim 300 brieven tot mijn beschikking. Die had Frans tussen 30 oktober 1894 en 17 september 1937 eerst vanuit Parijs en nadien vanuit China aan zijn familie in Nederland verstuurd. Daarbij ging het vooral om brieven aan zijn ouders, broers en zussen. Enkele jaren later bezorgde Marja Leyten-Schraven Vincent nog een dertigtal brieven uit de nalatenschap van haar tante, Toos Coumans-Schraven. Die had de bisschop tussen 16 juli 1923 en 8 januari 1937 aan Toos gestuurd. Over die brieven die mij in getranscribeerde vorm door Marja Grim werden verstrekt, gaat dit artikel.
Wie was nichtje Toos?
Nichtje Toos behoorde tot de zogeheten ‘Tilburgse tak’ van de uitgebreide familie Schraven. Haar vader Henri was de oudste zoon van een jongere broer van Jacob Arnold (Nol) Schraven, de vader van de bisschop. Deze Henri (1876-1945), geboren in Meerlo (Blitterswijk) trouwde op 26 juni 1900 met Maria Catharina Eijsbouts (1873-1954), afkomstig uit het befaamde klokkengietersgeslacht uit Asten. Het echtpaar kocht nog datzelfde jaar een graanmolen aan de Broekhovenseweg in Tilburg. Bij die molen behoorden aanvankelijk ook nog een herberg en een speeltuin. Maar die inkomstenbron was in 1915 niet meer nodig. Henri had zich inmiddels opgewerkt tot een tamelijk gefortuneerde zaad- en graanhandelaar, wiens bedrijf ook fungeerde als een groothandel in veevoeders voor diverse boerencoöperaties. Zijn gezin telde op dat moment al negen kinderen, allemaal meisjes. Daar kwamen vanaf 1915 nog twee jongens bij: Mathieu en Johan. Die zouden later het bedrijf van hun vader voortzetten. Toos was van dit hele stel kinderen de oudste. Zij was geboren op 11 april 1901 en werkte vanaf omstreeks 1920 een aantal jaren op het kantoor van haar vader, Broekhovenseweg 195. Op 4 oktober 1927 trouwde zij met de architect-aannemer Jean Coumans (1893-1981) die onder meer betrokken werd bij ‘het in orde brengen’ van het Studiehuis ‘St. Vincentius à Paulo’ dat de lazaristen in 1929 in Nijmegen in gebruik namen. Toos en Jean hadden in 1937, het jaar waarin de bisschop werd vermoord, zes kinderen. Van de derde, een zoon die Franciscus als doopnaam kreeg, was de bisschop de peetvader. Hij vroeg zich in een brief aan Toos wel af welke Franciscus het was geworden: ‘Franciscus Xaverius, die van Assisi, die van Sales of nog een ander.’
De briefwisseling tussen de bisschop en zijn nichtje Toos
Spijtig genoeg is geen enkele brief van Toos aan heeroom Frans bewaard gebleven. Daarom weten we ook niet naar welke heilige haar in mei 1931 geboren zoontje Frans was vernoemd. En van de brieven die de bisschop aan haar heeft geschreven, zijn er ook enkele verloren gegaan. Maar uit hetgeen wel bewaard is gebleven, kan afgeleid worden dat Toos kort na de bisschopswijding van heeroom op 10 april 1921 contact met hem heeft gezocht. Vermoedelijk is zij toen ook begonnen geld voor de missie van Zuidwest-Tché-ly in te zamelen. Daarover gaan diverse brieven van de bisschop, die al snel blijk geeft van een grote betrokkenheid bij het wel en wee van het gezin van Henri en Maria Schraven. Maar over zijn eigen beslommeringen en zorgen is hij ook behoorlijk openhartig. Zo schrijft hij in april 1924 over het werk van de Heilige Kindsheid in zijn vicariaat. ‘In het meest westelijk deel van mijn missie (ik was daar op Vormreis) hebben de ouders nooit meer dan drie kinderen: twee jongens en een meisje. Andere kinderen worden eenvoudig van kant gemaakt. Maar in de christenfamilies gaat het nu al veel beter. Veel kinderen blijven nu in leven. En dan gaat het soms niet alleen om eigen kinderen, maar ook om heidenkinderen die door hun ouders zijn weggeworpen. Elke week worden wel twee of drie kinderen gevonden en gedoopt en bij levensvatbaarheid bij de zusters gebracht. Die zoeken eerst een voedster voor de vondelingen en na drie of vier jaar komen zij terug en worden zij opgenomen in het weeshuis, waar zij verder worden opgevoed.’
Frans refereert in zijn brieven geregeld aan zijn steeds terugkerende Vormselreizen die meestal zonder incidenten verlopen. Zo in een brief uit december 1927: ‘in november was ik op vormreis, maar gelukkig had ik geen last van vechtersbazen, roovers en wat dies meer zij van al dat gespuis.’ Maar van rust en vrede is nauwelijks sprake. ‘Er zal, zo schrijft hij in 1930, nog menig jaar voorbijgaan, vóórdat wij van de burgeroorlogen bevrijd zullen blijven…De éénheid van het land is nog verre van volmaakt…Het land is te groot en het volk te talrijk om door een gewoon man bestuurd te worden…Natuurlijk betaalt het volk de stukken, maar daaraan zijn de Chineezen gewoon geraakt en zij verdragen alles op hunne fatalistische wijze.’ Maar, aldus een brief van 8 januari 1937, ‘wij verrichten onze missiearbeid alsof China heelemaal in vrede leefde…Met al dat politieke gedoe houden wij ons niet op. O.L. Heer zorgt voor ons en dus hebben wij niets te vreezen. Als onze tijd gekomen is, verhuizen wij naar den Hemel. Hoofdzaak is klaar te staan als God ons roept.’ Tien maanden later werd Frans Schraven inderdaad door God geroepen. Maar hoe Toos op de moord op ‘haar’ bisschop gereageerd heeft, daarover zijn geen gegevens bewaard.
Tot slot
Bisschop Schraven heeft zijn nichtje Toos die op 3 december 1994 is overleden, eenmaal persoonlijk ontmoet. Dat was tijdens zijn bezoek aan Tilburg op 27 en 28 juli 1925. Bij die gelegenheid kregen alle elf kinderen van Henri en Maria Schraven-Eijsbouts een zilveren Chinees kruisje. Een aantal van die kruisjes wordt nog steeds door leden van de familie Schraven gekoesterd.
Utrecht, augustus 2025 dr. Jan Jacobs