Jes 52,7-10; 1Kor 1,26-31; Mt 5,1-12a

Ik ben niet erg bekend met de Lazaristen. Toch heb ik in mijn leven Vincentius de Paul zijdelings ontmoet. Ik som een paar momenten op:

In de seminariekapel van het Sint-Janscentrum in ’s-Hertogenbosch (voorheen klooster van de Fraters van Tilburg) was een glas-in-loodraam met H. Vincentius. Een van de scènes was zijn reis naar Marseille om daar een bescheiden erfenis in ontvangst te nemen. Op de terugweg werd hij op zee gevangen genomen door Barbarijse zeerovers die hem in Tunis als slaaf verkochten. In 1607 wist Vincent te ontvluchten aan de slavenhandelaars.

De tweede ontmoeting waren de Dochters van Liefde die vroeger in Velddriel actief waren in een klooster tegenover de kerk. Ik kende het van foto’s: de zusters met opvallende vliegkappen.

De derde ontmoeting – die eerder in mijn leven plaatsvond – was de Vincentiusvereniging aan de Havenstraat in Den Bosch. Ooit woonden er zusters. Beneden was de verkoop van 2e handskleding en een daklozenopvang.

De beweging rondom Vincentius de Paul groeide snel zoals eerder in de kerkgeschiedenis gebeurde met de norbertijnen, franciscanen en cisterciënzers. Vincentius stichtte in 1624 de Congregatie der Missie. Proficiat en dank voor jullie aanwezigheid in Panningen, als priesters in de parochies, als religieuzen, mannen en vrouwen.Een laatste ontmoeting was hier in het bisdom met mgr. Frans Schraven, geboren in Broekhuizenvorst. Ik hoop op een zaligverklaring. Het zou ook goed passen in deze tijd van misbruik en femicide.

Er doet zich in de laatste jaren iets merkwaardigs voor: De Missionaire Parochie. Dat is werkelijk iets nieuws. Missie was voor missiecongregaties. Die waren er veel in West-Europa in het kielzog van de kolonisatie. We denken daar nu heel anders over. De klassieke koloniale verhouding liggen achter ons. Het verspreiden van het christendom in het kielzog van de kolonisten is voorbij. Dat was ook een van de bedoelingen van Benedictus XV met de apostolische brief Maximum Illud van 1919. Missie was voor de missiecongregaties. In de laatste decennia wordt de nadruk erop gelegd dat iedere gedoopte gezonden is. Paus Franciscus heeft gezegd dat de Kerk als zodanig missie is. De Kerk is in zichzelf missie, het behoort tot haar wezen en identiteit. Missie is niet een aspect van Kerk-zijn.

De Missionaire Parochie is een nieuw verschijnsel. Parochie was er tot nu toe altijd voor het onderhoudspastoraat. Maar sinds we hebben ontdekt dat ook in Nederland evangelisatie en missionering nodig is (vanaf Paulus VI en Johannes Paulus II) zijn we gaan spreken over Nederland als missieland en nu dan sinds een paar jaar: De Missionaire Parochie. Vanuit de eigen katholieke identiteit gericht zijn op de samenleving en vanuit die samenleving nadenken over de manier waarop we katholiek zijn. Nadenken over de vraag: waarom zouden de mensen in deze tijd (nog) naar de kerk komen? Wat kunnen zij er vinden? Als christenen zullen we onze missie waar moeten maken in een geseculariseerde wereld, in een geglobaliseerde wereld, in een wereld met nieuwe, culturele en religieuze tegenstellingen. We zullen missie opnieuw moeten definiëren en met andere mensen moeten oppakken.

Een ander aspect van missie en van H. Vincentius de Paul is de gerichtheid op de allerarmsten. In de 2e lezing van het lezingendienst van het Getijdengebed van 27 september lezen we: “Wij mogen een arme landbouwer of een arme vrouw niet beoordelen op hun uiterlijk of op hun schijnbaar gebrekkige geestelijke ontwikkeling; inderdaad hebben ze vaak nauwelijks het voorkomen of de geestelijke vermogens van redelijke wezens [!]. Maar bekijk ook de keerzijde en dan ziet ge in het licht van het geloof dat de Zoon van God die arm heeft willen zijn, bij ons tegenwoordig is door deze armen. Tijdens zijn lijden bezat Hij nauwelijks de gestalte van een mens […].”

“Zalig de armen van geest”, hoorden we vandaag in het evangelie, “want aan hen behoort het Rijk der hemelen.” En in de 2e lezing: “Denkt maar aan uw eigen roeping, broeders. Naar menselijke maatstaf waren er niet velen geleerd, niet velen machtig, niet velen van hoge afkomst.”

Het missionaire karakter van onze Kerk moet doorwerken in de diaconie. De hulp aan armen van geest, treurenden, zachtmoedigen, hongerigen, dorstigen, barmhartigen, vredebrengers en vervolgden. De hulp aan noodlijdenden en armen moet authentiek en onbaatzuchtig zijn. We mogen wel keuzes maken betreffende de doelen die bij onze morele uitgangspunten passen. We kunnen niet alles doen, en we mogen kiezen wat wij zelf belangrijk vinden. Dat de diaconie in onze parochies belangrijk is, hebben we inmiddels wel ontdekt. En de diaconie is een mogelijkheid om naar buiten te treden en missionair te zijn.

Missie gericht op wat we soms nog wel de Derde Wereldlanden noemen. Dan gaat het toch vaak om ontwikkelingssamenwerking of om kerkopbouw. De eerste evangelisatie heeft plaats gevonden, er zijn daar inmiddels christelijke gemeenschappen, jong en levendig. De kerk is er geplant. Deze wereldwijde verbondenheid moet blijven. Ook wij hebben iets te geven en te ontvangen. Als Kerk mogen we voorlopers zijn in de beweging van dekolonisatie. De Westerse wereld slaagt er nog steeds goed in om zichzelf te beschermen! Wij zijn en blijven lid van de wereldkerk. En vanuit dat besef moeten we ook die band blijven zoeken. Johannes Paulus II houdt in Redemptoris Missio een opvallend pleidooi dat de jonge kerken bereid moeten blijven missionarissen te ontvangen: “Isoleert u niet, ontvangt gaarne de missionarissen en de middelen uit de andere kerken en zendt zelf missionarissen uit in de wereld” (nr. 85). Een sterke missionaire impuls zoals we die in de 19e en de 1e helft van de 20e eeuw hebben gekend, is er niet meer in West-Europa. Daarvoor ontbreken de randvoorwaarden: ruim voldoende priesters en religieuzen en een sterk ontwikkeld gelovig zelfbesef (emancipatiebewustzijn). We konden ons geloof exporteren. En we hebben dat gedaan.

We zijn – als het goed is – vreugdeboden geweest. We hebben goed nieuws uitgedragen, de boodschap van heil laten horen. We hebben verteld dat God op komst is, tot in de verste hoeken hebben we getuigd van de liefde van God voor de armen.

Moge er ook in onze tijd – op de wijze die bij onze tijd past – missionair elan zijn. Een Kerk die naar buiten is gericht zonder zichzelf te verliezen, zonder afbreuk te doen aan de openbaring. Moge ook de missionaire congregaties missie opnieuw leren verstaan. Moge Vincentius de Paul een blijvende inspiratiebron zijn.
 
Deze preek wordt opgenomen in december 2025 in de uitgave Kleine Co, Kleine Compagnie, een driemaandelijks Informatieblad van de Congregatie der Missie in Nederland.