De Chinees-Japanse oorlog

Mgr. Frans Schraven en zijn neef Mgr. Frans Geurts te Yungpingfu in 1937 om het gouden priesterfeest te vieren van Mgr. Geurts

Op 8 januari 1937 schrijft de bisschop aan zijn familie: “Zoals altijd wordt er hier of daar wel gevochten in China, maar het land is zo groot … hier is alles rustig terwijl enige honderden K.M. meer naar ’t noorden en dito naar ’t zuidwesten de soldaten, rovers, communisten enz. er weer lustig op los schieten. Ondertussen verrichten wij onze missiearbeid alsof China helemaal in vrede leefde. Of wij mettertijd ook onderdanen van Japan zullen worden, weet ik niet; met politiek houden wij ons niet op: Onze Lieve Heer zorgt voor ons en dus hebben wij niets te vrezen. … Hoofdzaak is dat wij klaar staan als God ons roept.”

In juni 1937 gaat hij naar Yungping voor het gouden priesterfeest van zijn neef Mgr. Geurts. “Wij hebben daar een paar dagen een echt Hollands familiefeest gevierd. Nauwelijks een paar dagen thuis moest ik naar Peking voor een bisschoppenvergadering. ‘s Maandags 5 juli van hier vertrokken dacht ik 8 juli weer thuis te zijn, maar het werd dinsdag 13 juli. De trein liep 8 juli niet meer; er was een ruzie uitgebroken tussen Japanse en Chinese soldaten. We hoopten dat die ruzie gauw bijgelegd zou worden. Maandag 12 juli was het nog niet afgelopen. We hebben toen voor dinsdag een auto gehuurd die ons een 20 km. buiten Peking bracht. Daarna met Chinese karretjes naar het Zuidoosten, ook een goeie 20 km.. We waren toen aan een station ten zuiden van Peking waar we eindelijk op de trein konden en kwamen om 23.00 uur thuis. Of die ruzie waarover ik hierboven sprak ook een echte oorlog zal worden moet de toekomst ons leren; in onze streek is voorlopig alles rustig.” (brief 27 juli 1937)

Die rust is helaas schijn: 23 juli wordt Peking door de Japanners ingenomen en is de oorlog een feit. De Japanners hebben zich in de voorbije jaren al meester gemaakt van Mantsjoerije. Op 2 januari 1933 vallen zij Shanhaiguan aan binnen het vicariaat van Mgr. Geurts, en geleidelijk worden zij ook heer en meester over het hele vicariaat Yungpingfu. Zij gedragen zich tegenover de missie en zending vriendelijk. De missionarissen voelen zich veilig en niet meer bedreigd door bandieten of ‘de roden’ die overal doordringen.

31 Augustus worden zeven Europese broeders Maristen en hun rector Pierre Willems (*Meijel, †1947 China) te Heishanhu, 20 Km. ten noordwesten van Beijing, gevangen genomen door rovers of vluchtende soldaten. Er wordt een losprijs geëist. Alle acht weigeren ook maar iets te doen om ergens geld los te krijgen. Na 18 dagen wordt de priester vrijgelaten, de broeders eind van oktober. Dit incident heeft in de nakomende weken hoop gegeven aan allen die vol spanning de gebeurtenissen in Zhengding volgen.

In die tijd rukken de Japanners langs de spoorlijn op naar het Zuiden. Op 4 september schrijft de bisschop over de oorlogstoestand, de aanhoudende regen die de oogst doet mislukken en “dat we alle moeilijkheden aan O.L.Heer moeten toevertrouwen. Wij arme mensen zijn tot niets in staat, als O.L.Heer ons niet helpt. En zo wij willen dat Hij ons helpt, moeten we Hem Zijn bijstand vragen in een nederig en voortdurend gebed. Zo zij het!”

En 17 september: “De communicatie met Beijing en Tianjin is verbroken, maar de post komt nog door; hoe, weet ik niet. Wel met grote vertraging. Shijiazhuang, een knooppunt van spoorlijnen, een goede twintig km ten zuiden van Zhengding, is zwaar gebombardeerd. Zhengding zelf is vanuit militair oogpunt niet belangrijk. Overal zijn loopgraven aangelegd maar de gevechten vinden tot nutoe 150 Km noordelijker plaats. Dat God ons beschermt, vooral tegen de soldaten die op de vlucht slaan, want die hebben de gewoonte om alles leeg te plunderen. De oogst leek goed, maar de laatste tijd heeft het veel geregend en door al die loopgraven is de ravage nog groter. Het zijn hier in China altijd de arme boeren die het moeten bekopen”.

In Zhengding vindt de jaarlijkse retraite plaats van 19 tot 27 september. Uit het hele vicariaat zijn een 60 tal priesters aanwezig. Als de retraite voorbij is gaan de meeste priesters terug naar hun missieposten. In Zhengding blijven een 40 Chinese en Europese priesters achter.

De Trappisten van Baitang moeten van hun abt naar Zhengding. De bisschop laat hen horen dat ze welkom zijn, maar dat het gevaar in de stad even groot zal zijn als in het klooster. Op 29 september komen de oude pater Albéric Maupeu met pater Emmanuel Robial en een Chinese broeder; de twee laatsten bereiden de overkomst van de hele kloosterbevolking voor. Op 7 oktober komt de bode van het klooster de prior zeggen dat de stadspoorten geblokkeerd zijn. Zo moeten de andere monniken, waaronder nog drie Europeanen, in de priorij afwachten wat er gaat gebeuren.

Diezelfde dag staan de Japanse troepen voor Zhengding, dat omgeven is door wel tien meter hoge muren. Beschietingen volgen. Op het terrein van de katholieke Missie zijn behalve de 1000 vaste bewoners nog een 6000 vluchtelingen, vooral vrouwen en kinderen. Zo ook op het terrein van de Boeddhatempel en de Zweedse Protestantse Missie. In de katholieke Missie vallen drie doden. De gebouwen lijden schade door granaatinslagen. In de morgen van de 9de oktober hebben de Japanners de stad in handen en trekken de stoottroepen al verder.

de 10 meter hoge stadsmuur van Chengtingfu zoals die er in 2009 nog staat

10 oktober wordt het trappistenklooster bezet. In het klooster gebeurt niets bijzonders; de Japanse troepen zijn zeer beleefd en betalen voor hetgeen ze gebruiken. Woensdag 13 oktober gaat de bode van het klooster naar Zhengding en komt ’s avonds laat met het verschrikkelijke nieuws terug: monseigneur Schraven en acht andere buitenlanders zijn meegenomen. Niemand weet waarheen.

Wat gebeurt in “de kathedraal” op die zaterdag 9 oktober?

In de vroege morgen komen Japanse officieren de bisschop begroeten, zeer beleefd. Spoedig daarna komen over de muren, zelfs door een opengebroken poort, eenlingen of groepen soldaten om te stelen. Een Japanse officier laat die poort weer dichtmetselen en hangt er in het Japans een waarschuwing bij. Maar de plunderaars blijven komen ondanks het feit dat er af en toe officieren verschijnen. Ze dringen de kamers van de priesters binnen en stelen alles wat kostbaar leek.

In de namiddag komt een tiental soldaten alle gebouwen van de zusters van Sint Jozef onderzoeken en namen de missieoverste Lucien Charny (*1882) en econoom Eugène Bertrand (*1905) gevangen. Tussen 17.00 en 18.00 uur gaan twee van hen naar het kantoor van de bisschop en eisen geld. Als Monseigneur antwoordt dat er geen geld is openen ze laden, nemen wat mee en vertrekken. Om 19.00 uur komen Monseigneur en alle priesters samen in de eetzaal. Plots stormt iemand binnen die de bisschop zegt dat de priesters Charny en Bertrand zijn gevangen genomen bij het huis van de zusters van St. Jozef omdat zij hen willen beschermen tegen gewelddadigheden van de Japanse soldaten. Hij dringt er op aan te vluchten. De bisschop antwoordt dat beiden wel gauw zullen vrij komen en dat de Japanners vrienden zijn van de Europeanen. Er is verder geen reden voor angst.

Eugène Bertrand uit Frankrijk

Die avond zitten een veertigtal priesters in de eetzaal. Plotseling komen soldaten de eetzaal binnen. Een van hen spreekt Chinees met het accent van Jehol, een streek ten Noorden van Beijing. Allen moeten gaan staan. Ze worden onder schot gehouden.

Monseigneur vraagt wat zij willen maar zonder te antwoorden worden zijn ogen geblinddoekt en zijn handen gebonden. De heer Biskupič (Biscopitch), een Tsjechoslowaak, die voor de reparatie van het orgel naar Zhengding is gekomen en door de vijandelijkheden niet weg heeft kunnen komen, wil als oud-marineofficier de bisschop te hulp schieten. Hij wordt meteen gegrepen en vastgebonden. Daarna volgen de priesters Thomas Ceska, (*1872 in Kroatië) pastoor in het dorp naast de priorij; Emmanuel Robial, trappist (*1877 in Frankrijk); Gerrit Wouters (1909 in Breda), leraar op het kleinseminarie en organist in de kathedrale kerk; en de broeders Antoon Geerts (*1875 in Oudenbosch) en broeder Wladislaw Prinz (*1909 in Polen). Te midden van de Chinese priesters staat Jozef Chow Chih-yi. Hij heeft zich al veertien dagen niet geschoren en wordt in het schemerduister van de eetzaal door de soldaten aangezien voor een Europeaan. Gelukkig voor hem maken de andere Chinese priesters duidelijk dat hij een echte Chinees is. Een Chinese priester volgt de stoet en wordt door de soldaten bedreigd. Hij loopt naar de slaapzaal van de seminaristen en vertelt hen wat er gebeurt.

Enkele soldaten vragen naar ‘de vrouwen van de Europese missionarissen’. Ze worden naar het huis van de Dochters der Liefde gebracht waar twaalf Europese zusters wonen. De kloosterpoort is al gesloten. Ze roepen: “open de poort, anders schieten we”. Een zuster opent het kleine luikje en vraagt wat ze willen. Ze zoeken verborgen wapens, maar de zuster antwoordt hen, dat er alléén maar vrouwen zijn. Een soldaat steekt zijn revolver door de tralies van het luikje, waarop de zuster het luikje dichtklapt. Zij gaat bij de overste verslag doen. De overste laat de Chinese inkoper roepen en vraagt hem de missionarissen te waarschuwen. De man vertelt haar dat zij in gevaar zijn en zonder bescherming, want 2 missionarissen zijn gevangen genomen door gewapende soldaten. De zusters zijn allen naar de kapel gegaan, waar ze in grote angst tot 23.00 uur blijven bidden. De zieke pater Albéric (1865) ontsnapt aan dit alles, omdat hij op zijn kamer gebleven is. ’s Nachts komen enkele soldaten terug om de kamer van de econoom helemaal leeg te plunderen. Die avond zien de dominees Hill en Spira vanaf de protestantse missie een buitengewoon groot vuur bij de pagode.

De eerste berichten die de buitenwereld bereiken

de pagode van Chengtingfu. Hier zijn zij vermoord.

Zondag 17 oktober ontvangt pater Chanet in Dingzhou het bericht dat bisschop Schraven en acht anderen gevangen zijn genomen en weggevoerd. Hij stuurt direct een koerier naar Mgr. Montaigne en de Franse Ambassade in Peking die pas 6 dagen later aankomt en het bericht doorgeeft. Ook de Nederlandse Ambassadeur Baron G.W. de Vos van Steenwijk wordt ingelicht. 24 oktober gaat een Reuterbericht de hele wereld over; de namen van de negen worden gemeld aan de algemene overste in Parijs.

Als pater Chanet op 22 oktober in Zhengding aankomt treft hij daar allen in grote verbijstering aan. De meest tegenstrijdige verklaringen worden afgelegd. Langzaam wordt hem duidelijk wat er die negende oktober gebeurd is en dat de 10 mannen met Japanse uniformen zeker tot het Japanse leger behoren. Hij stuurt 25 oktober een verslag van zijn bevindingen naar Peking.

Op 2 November vindt een onderzoek plaats door het Japanse leger. De conclusie daarvan luidt dat aangenomen moet worden dat vluchtende Chinese soldaten de misdaad op hun geweten hebben. Dit wordt door de Japanse Ambassade op 27 november doorgegeven aan de Nederlandse Ambassadeur en 30 november gepubliceerd in de Peking Chronicle.

Eindelijk zekerheid

derde van rechts Jan Ramakers uit Echt, overste van het klein seminarie en tweede van rechts de Fransman Louis Chanet, die na de moord een belangrijke rol speelde. Rechts Leo Hoefnagels uit Asten die Frans Schraven de praktijk van het missionarisleven bij bracht.

Op de 12de november worden bij de pagode op een driehonderd meter van de Missie restanten gevonden die zonder enige twijfel toebehoren aan de negen ontvoerden. Al deze overblijfselen worden door pater Chanet en anderen verzameld en naar de missie gebracht. De Japanse garnizoenscommandant wordt op de hoogte gebracht van deze feiten. 13 November worden de trappisten ingelicht. Twee dagen later ontvangt men in Peking het bericht: “Zeer waarschijnlijk allen verbrand, Chanet”. Het wordt doorgeseind naar Nederland.

Omdat een drietal hulzen worden gevonden, gaat men ervan uit dat alle negen slachtoffers met revolverschoten zijn gedood en daarna verbrand.

Het officiële onderzoek

15 November gaat Mgr. de Vienne met de Japanse priester Taguchi en Japanse stafmajoor Yokoyama met een fotograaf naar Zhengding. Op basis van gegevens is Yokoyama ervan overtuigd dat het Japanse Leger bij deze zaak betrokken is.

Maandag 22 november wordt om 10.00 uur ’s morgens in de kathedraal een plechtige rouwdienst gehouden op verzoek van commandant Yokoyama. Ds. Spira hoort daarbij een Japanse officier zeggen: “Er zijn communistische elementen in het Japanse leger die vermoedelijk verantwoordelijk zijn voor deze misdaad die tegen alle regels ingaat”.

Diplomatiek overleg

Vanuit de Franse en Nederlandse ambassades wordt heftig geprotesteerd tegen de bewering dat Chinezen de misdaad hebben bedreven zoals het Japanse leger op 7 november heeft gerapporteerd. Men wist beter door het onderzoek van bisschop de Vienne en stafmajoor Yokahama.

Er wordt ook in Peking een rouwdienst gehouden in de ambassadekerk. Het Japanse leger zal een monument oprichten ter nagedachtenis aan de slachtoffers van 9 oktober 1937 met daarop de tekst: “Animas suas posuerunt pro ovibus suis”, (“Zij gaven hun leven voor hun schapen”).

Waarom zijn bisschop Schraven en Gezellen vermoord?

Jarenlang is men onzeker geweest over het motief van de moord. Immers de hoofdrolspelers in dit gruwelijke drama zijn allemaal om het leven gebracht en kunnen het niet navertellen. De laatste jaren vielen steeds meer puzzelstukjes samen en nu is het motief helder geworden. Het volgende is bijeen gebracht:

De Japanse behoefte aan meisjes en vrouwen

Op 5 oktober doet missionaris Chanet in zijn woonplaats Tinchow (30 kilometer boven Zhengding), zijn beklag bij de commandant van het Japanse leger. Een groepje van 5 soldaten komen aan een catechist vier vrouwen vragen en hebben hem bedreigd met hun geweren als hij hun verzoek niet zou inwilligen.

Pater Emmanuel Robial, pater trappist uit Frankrijk, medemartelaar

Ook de prior van het trappistenklooster bij Zhengding schrijft, dat Japanse soldaten vragen naar geld, vrouwen… In zijn verslag over de ontvoering van bisschop Schraven en gezellen vermeldt Chanet hoe soldaten vragen waar zich de vrouwen van de Europeanen bevinden. Ook missionaris Aubé vermeldt het motief ‘vrouwen’ in zijn brief van vóór 10 november aan collega Chanet om aan te tonen dat de vraag naar vrouwen een kenmerkende Japanse handelwijze is. “Die avond zouden zij gevraagd hebben naar de zusters te gaan, “hun vrouwen”, zeggen zij. Was dat om te plunderen? Of om vrouwen te zoeken? Misschien alle twee en zo doen ze nu eenmaal.”

De vraag naar vrouwen aan bisschop Schraven

Op 1 december 1937 verklaart ds. R.E. Hill van de Zweedse missie in Zhengding op de Nederlandse Ambassade te Peking dat de heer Li Chai, een van de zaakwaarnemers van de katholieke missie, aan hem en ds. Spira kort na 9 oktober vertelde dat Japanse soldaten op de missie jonge vrouwen vroegen. Een van de buitenlandse missionarissen had daarop geantwoord: “Je kunt pakken wat je wilt, maar wij zullen nooit meisjes uitleveren”. Daarop zijn de soldaten weggegaan. Dit motief komt terug in de woorden van de Chinese tolk die 9 oktober 1937 in Zhengding bij de Japanse troepen was. Hij verklaart tegenover missionaris Olivers: ‘De Japanse commandant is met enkele soldaten naar de residentie gekomen om meisjes en jonge vrouwen te halen. Lang hebben zij met bisschop Schraven gesproken om hun eis ingewilligd te krijgen. Mgr. bleef onverbiddelijk weigeren. Volgens een van onze broeders moet hij gezegd hebben: ‘U kunt mij doden, als u dat wilt, maar u geven, waar u om vraagt, nooit. Daarop heeft de commandant gedreigd en is weggaan, woedend’. In een verklaring van Nederlandse paters Franciscanen van Luan (Shanxi), waar Japanse soldaten ook om meisjes komen vragen om zich te vermaken krijgen zij te horen: ‘Vergeet niet wat in Zhengding op de katholieke missie gebeurde’.

Pater Dennis van Leeuw van het naburige trappistenklooster schrijft: ‘De Japanners nemen de stad in bezit. Hun eerste zorg is zich de moeite getroosten er zeker van te zijn dat er geen enkele vijandelijke soldaat is achtergebleven. Zij zoeken ook iets anders; zij hebben vrouwen nodig’. In een brief van de Oostenrijkse lazaristenbroeder Friedrich van december 1938 vertelt hij: ‘Afgelopen zomer kwamen Japanse soldaten die goed Chinees spraken en vroegen bij de aanblik van de afbeeldingen (bedoeld zal zijn het opgerichte monument) van de martelaren: ‘Waarom heeft men ze verbrand, wij weten niets. Had men ons de verlangde 200 meisjes ter genot gegeven, dan zouden zij niet verbrand zijn’. Opnieuw het aantal van 200 en een bevestiging van het motief.

Recente getuigenissen

Pater Joseph Chow Chih-yi, ‘ooggetuige van de gevangenneming’, verklaart op 17 mei 1997: “Duizenden vrouwen waren in die dagen op de missie aanwezig. De Goddelijke Voorzienigheid heeft hen gespaard, want de Japanners konden niet de terreinen van de zusters van Sint Jozef en Dochters der Liefde betreden toen ze dat wilden. Men mag veronderstellen dat de soldaten daar woedend over waren en daarop bisschop Schraven en Gezellen gevangen namen en doodden. In de stad Zhengding zelf werden, naar men zegt, overal vrouwen verkracht. Velen werden daarna beestachtig vermoord.”

Priester Joseph Wang, in 1937 als vijftienjarige aanwezig in de residentie, schrijft 23 september 1997 dat men niet al te veel weet over de motieven. “Men zegt dat de missionarissen de Japanse soldaten niet het terrein van de zusters lieten binnengaan om daar vrouwen lastig te vallen.”

In 2005 verscheen in China een brochure bij gelegenheid van de 25ste verjaardag van de bisschopswijding van Mgr. Julius Jia en het 150 jarige bestaansfeest van het bisdom Zhengding onder de titel: ‘Het lijdensverhaal en het martelaarschap van bisschop Schraven’. Daarin staat te lezen dat buitenlandse missionarissen de indringers tegenhielden om gruwelijkheden te begaan in de kerken en dat irriteerde die Japanse soldaten. Verderop in het boekje komt de heer Ming-Sho-Chao (92 jaar oud)aan het woord. Hij vertelt hoe hij als seminarist missionaris Ramakers (Echt) naar Chengtingfu vergezelde op de derde dag na de ontvoering. ” Eerder die dag, vroegen de binnendringers de bisschop hen 200 jonge meisjes te geven om de lust van de soldaten te bevredigen en de bisschop zei categorisch neen. Het Japanse leger was zodoende geïrriteerd en beging deze gruwelijke misdaad”.

Waarom hun keuze voor een dergelijk standpunt?

Als Japanse soldaten missionaris Chanet komt vragen om meisjes, motiveert hij zijn standpunt als volgt: “U weet, mijnheer de commandant, dat een ware christen de dood verkiest boven een dergelijke ontering en geen enkele van mijn catechisten, zelfs als hij het met de dood moet bekopen, zal ooit met iets dergelijks instemmen.” Woorden van gelijke strekking zal bisschop Schraven gezegd hebben tegen de Japanse commandant die hem om meisjes kwam vragen.

Hoe werden zij vermoord?

Ook over de wijze waarop de moord heeft plaats gevonden is men onzeker. Er blijken enkele bedelaars in de buurt geweest te zijn die het hebben gezien. Maar of het juist is? De pater trappist Struyven schrijft het volgende als een ooggetuigenverslag: ‘Zij werden op een vrachtauto geladen en op 300 meter afstand van de residentie vermoord. De arme orgelbouwer (Bisckupič) werd bijgestaan door de pastoor van de kathedraal (Ceska?) en een pater trappist (Robial?). Zij werden samen verbrand. Men vond bij de brandstapel het hoofddeksel van de pastoor terug, die helemaal onder het bloed zat. Op de brandstapel werden ook nog de rozenkrans van pater Robial en de knopen van de broek van de orgelbouwer gevonden.

Monseigneur bleef het langst in leven. Hij was nog niet dood, toen hij op de brandstapel werd gegooid. Hij zuchtte met luide stem: “Mijn God, mijn God”; de heidenen, die het schouwspel bijwoonden, begrepen: “Mong Tié”, wat wil zeggen “groot?”. Verschillende keren begoten ze hem met petroleum, maar het vuur vatte moeilijk vlam. Monseigneur leed veel; op het einde gooide men benzine op de brandstapel, een grote vlam schoot omhoog. Langzaam viel het gekerm van pijn weg … Alleen een stuk been is van hem overgebleven. Verder vond men zijn lorgnet terug: het glas was gesmolten, alleen het montuur bleef over.

(…). Een troost is dat geen enkele vrouwelijke religieus of vluchtelinge werd verkracht ……… De gebeurtenis heeft een geweldige indruk gemaakt in de hele streek. Zelfs de Japanse commandant zei dat zij als martelaren van de christelijke liefde gestorven zijn.

De Franse zuster Poulieu die aan de moord ontkwam schrijft: Aan de voet van een pagode…’daar zal men ze gedood hebben de een na de ander, hetzij met een mes in het hart of met geweerschoten of op een andere manier. Men zal hen op een boomstronk gesleurd hebben enkele meters verder (men zag de aarde met bloed doordrenkt) en op deze boomstronk zal men vuur aangestoken hebben metramen en deuren die men van de omliggende huizen weggehaald had. Men heeft hen met petroleum overgoten en verbrand’.

De Chinese tolk zegt tegen missionaris Olivers: ‘Men begon met de jongste te martelen (waarschijnlijk Bertrand, men heeft een stukje uitgerukte bebloede baard van hem gevonden). Daartegen hebben andere missionarissen geprotesteerd. Onmiddellijk werden er drie met revolvers doodgeschoten. Men weet niet wie die drie zouden kunnen zijn, want de Chinees kende hen niet’.

Tot slot

Bisschop Schraven en gezellen stierven als missionarissen die trouw op hun post bleven en de verdediging van vrouwen op zich namen tegen seksueel misbruik door Japanse soldaten. En zij kwamen op voor duizenden vluchtelingen.

Op kosten van het Japanse leger werd in 1938 het beloofde monument opgericht uit wit en zwart marmer. Een monument dat er nog steeds staat. Het is twee meter hoog. Op de witmarmeren gedenkplaat werd gegraveerd: In Memoriam Victimarum Diei 9 Octobris 1937. waarna de namen van de negen slachtoffers volgen. Sinds enkele jaren staat het gerestaureerd voor de vroegere kathedraal in Zhengding. [Het hele vroegere missieterrein is sinds de vijftiger jaren militair terrein]

De stoffelijke resten van de slachtoffers werden bijgezet op het kerkhof van de Paitang; het daar opgerichte monument is verdwenen.

Wiel Bellemakers c.m.
Vincent Hermans

deze afbeelding is borduurwerk, gemaakt door weeskinderen te Zhengding/Chengtingfu na de moord en bevindt zich in het museum van de lazaristen in het moederhuis te Parijs

Rechts staan de namen:
Mgr. Frans Schraven, lazarist uit Lottum, 64 jaar

Lucien Charny, lazarist uit Melun (Frankrijk), 54 jaar

Thomas Ceska, Brdovec (Kroatië), opgegroeid in Oostenrijk, 65 jaar

Eugène Bertrand, lazarist uit Aurillac (Frankrijk), 32 jaar

Gerrit Wouters, lazarist uit Breda, 28 jaar

Emmanuel Robial, trappist, uit Mont-aux-Malades bij Rouen, 52 jaar

Links de namen:
Broeder Antoon Geerts, lazarist uit Oudenbosch, 62 jaar

Broeder Wladislaw Prinz, lazarist uit Lipinki Szlacheckie Polen, 28 jaar

De Heer Antonin Biskupič, orgelreparateur uit Pressburg, het huidige Bratislava (Slowakije), 51 jaar oud