EUGÈNE ANTOINE BERTRAND CM
* 9 augustus 1905 Aurilliac Frankrijk eeuwige geloften, Dax 29 april 1929 priesterwijding, Parijs 23 augustus 1931 † 9 oktober 1937 Zhengding (autrefois Chengtingfu) Eugène Bertrand werd op 9 augustus 1905 in Aurillac (Cantal) in Frankrijk geboren als vierde zoon van Géraud Bertrand en Justine Philippine Suc. Zijn broer boven hem overleed slechts 9 maanden oud. Zijn vader was kleermaker. Hij volgt in dezelfde stad zijn humaniora aan het Instituut Saint-Eugène. Overste Clapier cm van de Apostolische School (klein seminarie) van Marvejols meent dat de jonge Eugène de Congregatie van de Missie later goede diensten kan bewijzen en ondersteunt de aanvraag van. Eugène om toe gelaten te worden in de Congregatie van de Missie. Op 16 september 1923 treedt hij in bij de Lazaristen in Parijs. Zijn vader is dan al overleden. Daarna gaat hij naar het seminarie van de Lazaristen in Dax. In Dax legt hij 29 april 1929 zijn eeuwige geloften af en twee jaar later wordt hij in Parijs priester gewijd op 23 augustus 1931. Missionaris in China Twee maanden later zit hij op de boot naar Shanghai, waar hij op 28 november aankomt. Hij ontvangt zijn benoeming voor het vicariaat Zhengding. Hij leert er de taal en de gewoonten en wordt missionaris. Bisschop Schraven heeft zijn talenten ontdekt en maakt hem procurator van het vicariaat Chengtingfu. Als de Japanners Chengtingfu zijn binnengevallen en heer en meester over de stad, volgt een dag van plunderingen door de Japanse soldaten. Een Chinese priester waarschuwde pater Ceska, dat men Europeanen wil vermoorden. P. Ceska geeft het bericht door aan pater Bertrand. De tuinman komt tegen 11 uur bij hem klagen, dat Japanse soldaten zich toegang hebben verschaft in de hof door de tuindeuren, rechts van de toegangspoort die naar de kathedraal gaat. Zij eten al de honing op en verbranden de bijenvolken. Pater Bertrand zou geantwoord hebben: ‘laat ze maar, we zijn ons leven niet zeker. De gangen, de poorten, de tuin met dwarswegen, alles is van de soldaten in Japans uniform met bajonetten bewaakt. Men zegt dat hier spionnen zouden zijn’. In de middag maakt pater Bertrand met twee Japanse officieren en meerdere heren van het Stadsbestuur samen met pater Charny een ronde over het Missieterrein. Als hij laat op de middag wordt gewaarschuwd, dat er soldaten binnengedrongen zijn en bij de zusters Jozefienen zijn, spoedt hij zich er naar toe samen met Lucien Charny cm. Maar de soldaten maken korte metten met hun goede bedoelingen. Zij sluiten hem en pater Charny op in de kamertjes in het poortgebouw bij de zuidelijke hoofdingang van de missie samen met de portier van de conservenfabriek. Bij het eerste verhoor worden zij ondervraagd of ze priesters zijn; of ze Europeanen zijn, of ze Fransen zijn en of de mensen in het huis ook Fransen zijn? Bij een tweede verhoor wordt Lucien Charny apart genomen. Als hij pater Charny aan zijn bewaker hoort vragen waarom zij hen willen doden, weet hij dat er geen ontkomen meer aan is. Hij zegt tegen de portier van de conservenfabriek « Laten we op het H. Hart van Jezus vertrouwen. Hebben wij berouw over onze zonde. » Als alle andere gevangenen bij de poort zijn aangekomen, wordt hij uit het kamertje gehaald en samen met Lucien Charny cm bij de groep gevangenen gevoegd. De portier die in het kamertje achterbleef, hoort nog hoe Eugène Bertrand met de bisschop een gesprek in het Frans voerde, maar hij verstond het niet. Op de truck verdwijnen ze in het donker naar de pagode, waar zij tot rond 23.00 uur opgesloten zitten volgens een getuige. Er is een getuigenis, die aangeeft dat men de jongste begon te martelen en zijn baard uittrok. Daarop begonnen de anderen te protesteren. Een stuk van de met bloed doordrenkte baard is later gevonden op die plek. Eugène Bertrand stierf de marteldood op 9 oktober 1937.