Zoek

BOEKRECENSIE ‘Alles onder de hemel’

Alles onder de hemel, over een jezuïet die in China zijn geloof ging verspreiden, roept allerlei parallellen met het heden op. In beeldende taal vol rijke details beschrijft journalist Veerle De Vos het leven van een Vlaamse missionaris in 17de-eeuws China. Alles onder de hemel vertelt daarbij een veel groter verhaal over Europese controledrift.

Gepubliceerd in de Volkskrant van 28 oktober 2023 door Leen Vervaeke. De auteur is correspondent China voor de Volkskrant. Zij woont in Beijing. Eerder was ze correspondent België.

beeld: Martyn F. Overweel

Het is december 1668, als op de astronomietoren van Beijing een proef plaatsvindt die de toekomst van het christendom in China kan bepalen. De jezuïtische missionaris Ferdinand Verbiest moet er op een gnomon, een zonnewijzer, de stand van de zon voorspellen. Verbiest en zijn ordegenoten zijn in China in ongenade gevallen en zitten al drie jaar in huisarrest. Maar Verbiest slaagt met glans voor de proef, onder toeziend oog van tweehonderd mandarijnen, en de jezuïeten worden in ere hersteld. Het is een van de vele bijzondere anekdotes uit het leven van de 17de-eeuwse Vlaamse missionaris Ferdinand Verbiest, hoofdpersoon van het indrukwekkende boek Alles onder de hemel – Ferdinand Verbiest en de ontdekking van China van journalist Veerle De Vos. Het werk vertelt het verhaal van Verbiest, een jezuïet die dankzij zijn kennis van astronomie in China zijn geloof kan verspreiden. Maar het gaat over veel meer: over de verhoudingen tussen China en Europa, de grens tussen culturele uitwisseling en beïnvloeding, en de keuze voor openheid of geslotenheid.

Het leven van Verbiest leest als een avonturenroman, tegen een achtergrond van ontdekkingsreizen, godsdiensttwisten en koloniale handel.

Verbiest reist via India over zee naar China, in de 17de eeuw zowat de gevaarlijkste reis ter wereld. Zijn zeilschip wordt aangevallen door piraten, komt vast te zitten in de Portugese (katholieke) handelspost Goa door een Hollandse (protestantse) blokkade en strandt na een storm op Sulawesi. Als hij tweeënhalf jaar na vertrek in China aankomt, is slechts de helft van zijn metgezellen nog in leven. In China wordt Verbiest omwille van zijn wetenschappelijke kennis aangeduid als opvolger van Adam Schall von Bell, een Duitse jezuïet die aan het hoofd staat van het keizerlijk bureau voor astronomie en die nauwe banden heeft met de keizer. Hij vertoeft er tussen hoge politieke contacten, maar moet er ook zware tegenstand overwinnen. Met de astronomieproef verovert hij het vertrouwen van de Kangxi-keizer: hij wordt verantwoordelijk voor de officiële kalender, krijgt de titel van mandarijn, wordt de persoonlijke leraar van de keizer en brengt hem zo veel mogelijk bij over zijn geloof.

De Vos vertelt Verbiests verhaal in beeldende taal vol rijke details, die de lezer het gevoel geven zelf in het 17de-eeuwse China rond te lopen. Zo beschrijft ze hoe Verbiest in 1682 meegaat op een keizerlijke reis naar Mantsjoerije. Over het hele traject, meer dan 1.000 kilometer, is een nieuwe weg aangelegd. De keizer rijdt voorop, gevolgd door zijn zoon, drie gemalinnen en tal van prinsen, mandarijnen en magistraten, elk met hun eigen gevolg, samen meer dan 70 duizend mensen. Het is een waanzinnige stoet, en het vertelplezier spat van de pagina’s.

Veerle De Vos, beeld Ivan Put

Een goede keuze is om het boek niet alleen op te hangen aan Verbiest zelf, maar ook aan zijn ordegenoten en enkele Chinese volgelingen, zoals de jonge novice Shen Fuzong. Die gaat mee op een rondreis door Europa, om financiële steun los te krijgen, waarbij het gezelschap zelfs bij de Franse koning Louis XIV in Versailles gaat dineren. Shen is voor Europese aristocraten een bron van informatie over China en hij demonstreert – alweer zo’n ongelofelijke scène – aan de Zonnekoning hoe hij zijn eetstokjes gebruikt. Louis XIV zal de missie zes Franse missionarissen toewijzen.

Een tijdsbeeld van de 17de eeuw

Meer dan een biografie is ‘Alles onder de hemel’ een tijdsbeeld, van een eeuw waarin Europese landen de wereld veroverden en verdeelden, en missionarissen in het spoor van overzeese handelsposten ‘barbaarse volkeren’ gingen bekeren. Maar het Chinese keizerrijk, met zijn eeuwenoude tradities en cultuur, houdt de deur stevig dicht. Het weigert buitenlandse koopvaardijschepen toegang tot Chinese havens en staat slechts mondjesmaat missionarissen toe.

De jezuïeten vinden een opening om China binnen te komen: de wetenschappen. Vooral hun kennis van astronomie, een wetenschap die de Chinese keizer als ‘zoon van de Hemel’ bij uitstek van pas kan komen, opent deuren. Zo kunnen de jezuïeten zons- en maansverduisteringen voorspellen, die in China rituele betekenis hebben. Ze krijgen hoge functies aan het hof, toegang tot invloedrijke figuren en proberen op die manier hun geloof te verspreiden. Ze beseffen tegelijkertijd dat ze zich in China bescheiden moeten opstellen. Ze verdiepen zich in Chinese filosofische werken, vertalen teksten van Confucius en proberen te tonen dat daarin ook christelijke waarden aanwezig zijn. Ze passen hun leer aan, laten voorouderverering toe en pleiten voor missen in het Chinees in plaats van het Latijn. Ze leggen de nadruk op God in de hemel – wat aansluit bij het Chinese denken – en niet op Jezus. ‘De afbeelding van Christus aan het kruis is iets wat alleen gevorderde christenen te zien krijgen’, schrijft De Vos.

In botsing met het Vaticaan

De jezuïeten bouwen via hun wetenschappelijke werk hun invloed uit, maar ze komen ook in botsing met het Vaticaan, dat niet wil dat ze een ‘verwaterde versie’ van hun geloof verspreiden.

Verbiest probeert het Vaticaan ervan te overtuigen dat China zich niet zomaar laat veranderen en dat aanpassing nodig is. Maar Rome is onvermurwbaar en vaardigt uiteindelijk een verbod uit op voorouderverering. De keizer verbiedt het christendom van de weeromstuit helemaal, en de jezuïeten moeten vertrekken. De Vos: ‘Europa schoot zichzelf, zoals wel vaker, in de voet.’

Onvermijdelijk dringen zich parallellen met het heden op, waarin westerse landen de voorbije decennia volop technologische kennis deelden met China, in de hoop dat het land democratischer of liberaler zou worden, een hoop die niet is uitgekomen. De Vos alludeert in vier korte bespiegelingen op die parallellen en concludeert dat we van de jezuïeten kunnen leren: meer zoeken naar verbinding en overeenkomsten, in plaats van China te proberen te veranderen. ‘We zullen op de een of andere manier moeten leren leven met de dominantie van China’, schrijft ze.

Een andere interpretatie, minder positief dan die van De Vos, is dat de jezuïeten in China vooral welkom leken om hun kennis te delen en dat dit ze uiteindelijk meer kostte dan opbracht. Verbiest werd volop ingezet als astronoom, wiskundige en ingenieur, zelfs om kanonnen te ontwerpen – een opmerkelijke activiteit voor een missionaris. Maar als hij een boek wil publiceren over de filosofische principes die aan zijn kennis ten grondslag liggen, wordt dat geweigerd. Ook dat roept parallellen op met het heden en de bedenking dat openheid wel van twee kanten moet komen.
Maar Alles onder de hemel is vooral een prachtige geschiedenis over de uitzonderlijke vriendschap tussen een Vlaamse missionaris en een machtige keizer. ‘Nooit eerder en nooit meer nadien was de invloed van de jezuïeten in China zo groot’, citeert De Vos de kunstcriticus Nigel Cameron op haar laatste bladzijde. ‘De reden was de verbinding tussen een briljante keizer en een briljante jezuïet.’

Veerle De Vos: Alles onder de hemel – Ferdinand Verbiest en de ontdekking van China. Pelckmans; 352 pagina’s; € 27.

Meer artikelen

Altijd op de hoogte? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!