TOMAŠ ČEŠKA: 1872-1937 Chai Shen cheng


de parochiekerk van Brdovec anno 2007 waar Tomaš werd gedoopt

Deze medemartelaar van Mgr. Frans Schraven wordt geboren op 17 mei 1872 in Brdoveč, nabij Zagreb, in Kroatië. Zijn vader is spoorwegopzichter in het keizerrijk Oostenrijk-Hongarije dat ook het huidige Kroatië omvat.

De basisschool bezoekt Tomaš in Frohnleiten aan de Mur. Daar is hij een ijverig misdienaar en helpt bij het luiden van de klokken. Op een keer komt een touw om zijn nek te zitten. Men kan hem nog net van de verstikkingsdood redden. Lang zijn de striemen in zijn nek nog zichtbaar. Het inkomen van zijn vader is bescheiden en moet voorzien in het onderhoud van 12 kinderen. Toch krijgt Tomaš de kans om het gymnasium te volgen bij de paters Franciscanen in Bosen. Hij is er bescheiden in zijn behoeften. Slechts het benodigde school- en woongeld bij een particuliere familie, krijgt hij van zijn ouders. Voor het onderhoud zorgen weldoeners. Zo zit Tomaš elke dag bij een ander gastgezin aan tafel voor de warme maaltijd. Hij neemt zijn studie zeer serieus. Als zijn broer Antoon er ook komt wonen, waakt Tomaš streng over hem. Als hem later verweten wordt te streng te zijn geweest, antwoordt hij: ‘Toen was ik ook nog geen pedagoog’. Deze Antoon wordt eveneens missionaris en wordt later bisschop gewijd in Japan. Tomaš gaat bijles geven en verdient zo een centje bij om aan zijn moeder te kunnen geven. Frappant is zijn verhaal over zijn roeping tot missionaris. Elke woensdag eet hij bij eenzelfde familie en krijgt er spek bij het eten. De dampende schotel wordt op tafel gezet en de maaltijd begint met gebed. Opeens voelt Tomaš dat iemand hem bij de arm pakt en zegt: ‘Ga naar Gries (pelgrimsplaats). Daar zul je jouw beroep vernemen’. Tomaš stond op en liep meteen naar Gries en knielde voor het tabernakel. Hij hoorde een stem die zei: ‘Je moet missionaris worden’. Deze gebeurtenis draagt hij verder als een geheim bij zich. Zijn keuze valt op de lazaristen, maar dit is een Franse congregatie onder leiding van een Franse algemene overste te Parijs. Tomaš aarzelt. Dan sterft de eigenaar van het huis waar hij woont en diens boeken worden onder de studenten verdeeld. Tomaš krijgt twee boeken. Een ervan gaat over het leven van de heilige Vincent, stichter van de lazaristen. Tomaš verstaat het als een teken van boven.

Na het eindexamen gaat Tomaš met een bezwaard hart naar huis. Hij weet dat zijn vader voortaan op hem rekent bij het onderhoud van de familie. Over de beroepskeuze van Tomaš is zijn vader onaangenaam verrast en wil niet toegeven. Als vader uiteindelijk instemt, is hij tegen Tomaš’ keuze voor de lazaristen. Tomaš kan er ’s nachts niet van slapen. Op een morgen neemt hij afscheid van zijn familie en reist naar Graz waar de Lazaristen hun klooster hebben. Tomaš ervaart bij aankomst een vreselijke angst om aan te bellen en om opname te vragen. Naar huis durft hij niet meer vanwege de boosheid van zijn vader. Hij heeft geen geld op zak. Overdag loopt hij wat rond door de stad Graz. De avond en de nacht vallen. Hij brengt deze door met rondlopen en deels zittend op een bank. Thuis voelt moeder innerlijke onrust om haar zoon en stuurt Antoon naar Graz. Lopend door de stad ontmoet hij Tomaš die honger heeft. Hij vertelt alles aan Antoon. Daarna vindt Tomaš de moed om aan te bellen.

Tomaš als seminarist en student

het Groot-Seminarie van de lazaristen te Graz anno 2010

Het vraagt van Tomaš heel wat zelfoverwinning zich aan te passen aan de regelmaat en de gebruiken van een klooster na een vrij studentenleven. Hij neigt naar een strenge levensopvatting en neemt het allemaal heel precies. Het levert hem last van hoofdpijn op waaraan hij zijn verdere leven blijft lijden. Hij vraagt veel van zichzelf om zijn doel te bereiken. Op 19 juli 1897 draagt hij aan een zijaltaar de eerste heilige mis op vanwege de restauratie van de kerk vol steigers. Tomaš is een echte patriot, maar wil toch missionaris worden en zijn geliefde vaderland verlaten. Tomaš heeft altijd een grote liefde gehad voor de natuur en met name de plantenkunde. Zijn zussen getuigen: ‘Hij kent elk beekje en dorpje in Oostenrijk’. Hoezeer zal hem de overwinning op Oostenrijk na de Eerste Wereldoorlog pijn doen. Hij schrijft dan: ‘Een volk kan beter een nederlaag dan een overwinning verdragen’. In augustus 1897 reist hij naar Parijs voor de voorbereidingen van zijn reis naar China op 26 september. Aan zijn familie doet hij in brieven verslag van deze reis en arriveert op 30 oktober in Shanghai en krijgt er zijn benoeming voor het vicariaat Chengtingfu/nu Zhengding.

Tomaš als missionaris

Het grootste deel van zijn leven heeft Tomaš de residentie van Zhengding/Chengtingfu als verblijfplaats.Van hieruit bedient hij de omliggende geloofsgemeenschappen. Hier leert hij de taal, het land, de mensen en de cultuur kennen. Het valt hem niet zwaar zich aan te passen aan het Chinese leven en met name alle ongemakken zoals het hete klimaat in de zomer en de koude in de winter. In 1900 al krijgt hij de verantwoordelijkheid over een heel district. Hij maakt daar de beruchte Bokseropstand mee. Hij beleeft er een verschrikkelijk half jaar, met 3-4.000 christenen opgesloten in ommuurde dorpen waar men zich tegen de Boksers verdedigt. Overal worden kapellen en kerken verwoest en christenen afgeslacht. In zijn eigen district worden slechts enkele dorpen geplunderd en plat gebrand. Eén keer maakt hij aan het hoofd van 500 gewapende christenen een veldtocht tegen de Boksers en weten drie van hun nederzettingen in brand te steken. De brief aan zijn familie eindigt hij met de woorden: ‘Wij zijn niet waardig bevonden tot de martelaars gerekend te worden’. Ook Oostenrijk heeft tijdens de onlusten een prijs betaald: het Oostenrijks ambassadegebouw in Peking is volledig verwoest, de kapitein van een schip met enkele mariniers gedood. Na deze moeilijke tijd werkt hij ijverig verder in zijn district, te voet of per wagen maandenlang onderweg van het ene dorp naar het andere. Zijn parochie was over 40 dorpen verspreid. Hij kent alle parochianen bij name. In 1909 schrijft hij de zorg te hebben voor 2.000 mensen. Hij richt catechumenaten op voor het onderricht aan doopleerlingen. Geldgebrek doet hem verzuchten: ‘we zouden er meer kunnen dopen, als we maar méér geld hadden’. Ondertussen worden er grote spoorlijnen aangelegd en heel wat buitenlanders werken daaraan mee. Tomaš is niet erg enthousiast over hen: ‘Zij kunnen zijn christenen moeilijk overtuigen dat ook zij christen zijn’. In 1910 brengt Tomaš na 13 jaar een kort bezoek aan zijn vaderland en brengt een Oostenrijkse broeder mee terug naar China. Een jaar later volgt een grote politieke omwenteling bij de afschaffing van het keizerrijk. Regeringstroepen vechten tegen opstandelingen. Tomaš gaat desondanks gewoon door met zijn werk. De verandering heeft voor hem tot gevolg dat hij de lange Chinese staart afknipt en naar zijn zussen stuurt als souvenir. Hij richt in zijn district een volksschool op en verkrijgt erkenning van de overheid. De Eerste Wereldoorlog en de gevolgen daarvan voor zijn vaderland doen hem pijn en hij verzucht: ‘Welk een ellende bracht de oorlog over de wereld. En mijn aardse vaderland, dat ik zozeer bemin, ligt daar verpletterd in vreselijke geestelijke en materiële ellende’. Overstromingen en grote hongersnood vormen de overgang naar de twintiger jaren. En als gevolg daarvan komen roversbenden op. Tomaš wordt door Mgr. Schraven benoemd aan het kleinseminarie ter vervanging van de rector. Dat betekent méér werk en veel zorgen. Hij moet voor 150 personen in huis zorg dragen. Ook wordt hij belast met de geestelijke begeleiding van de Chinese wereldheren voor wie hij geestelijke oefeningen houdt. Verder wordt hij biechtvader van de zusters van Zhengding. Op 8 mei 1928 is hij aanwezig bij de inwijding door Mgr. Schraven van de kapel van het nieuwe Trappistenklooster. Daags daarna vliegen de spoorbruggen daar in de buurt in de lucht. De noordelijke troepen beginnen aan hun terugtocht wat gepaard gaat met plundering en diefstal van lastdieren. Zuidelijke troepen nemen hun plaats in. Zij zijn de bevolking goed gezind, maar meedogenloos tegenover de missionarissen. Zij kwartieren zich in op de residentie van Zhengding en de commandant met zijn staf wonen in het bisschopshuis van Mgr. Schraven. Het seminarie van Tomaš is onbezet, maar vakantie is er voor de leerlingen niet bij, zo zeer vreest men inkwartiering door soldaten. Na twee maanden trekken de troepen zich terug en laten hun 100 gewonden over aan de zorgen van de zusters.

Tomaš wordt ook de biechtvader van de Trappisten en preekt de retraites voor twee communiteiten van zusters op de residentie van Mgr. Schraven. Evenzo voor de vrouwen en meisjes, voor de broeders van St. Paulus, 8 dagen lang met twee keer per dag een inleiding in het Frans of het Chinees.

In 1929 wordt Tomaš opnieuw directeur van een district met 40 dorpen in de omgeving van Zhengding. Wederom is het een rampjaar voor China. Grote overstromingen brengen 80 miljoen mensen tot de bedelstaf. Tomaš weet een collecte te organiseren om de nood te lenigen.

Zijn laatste levensjaren

In 1933 brengt Tomaš om gezondheidsredenen een tweede bezoek aan zijn vaderland. Hij wil elke Oostenrijker en elke boom van zijn ‘heimat’ omarmen. Op het einde van het jaar keert hij naar China terug. Per trein reist hij van Shanghai naar Peking, nu de trein per veerboot kan worden overgezet in Nanking. Vol goede moed en godsvertrouwen pakt hij zijn werk weer op met alle ongemakken, offers en lijden. Bij het Trappistenklooster ontstaat een dorp met de naam ‘Benedictusdorp’. Tomaš leest er de mis, preekt, geeft geloofsonderricht en hoort de biecht, zoals op veel andere plaatsen. In het voorjaar van 1934 wordt de overste van de missie van Zhengding ziek en Tomaš als zijn assistent moet hem vervangen. Hij toont zich een goed gastheer tegenover gasten en vrolijkt hen op met zijn moppen waarbij hijzelf hartelijk en krachtig meelacht. Zijn liefde tot God zit diep in zijn hart en de ijver en vele werkzaamheden ter ere van God en tot zegen van de gelovigen maakt hem gelukkig en opgewekt. Hij is ook pastoor van de gelovigen in Zhengding zelf. Daarnaast is hij steeds op pad met van week tot week een andere verblijfplaats en andere nachtverblijven.

In augustus 1937 breken in Peking de vijandelijkheden tussen China en Japan uit. De stad Zhengding bevindt zich in de derde verdedigingslinie van de noordelijke Chinese legers. Er staan kanonnen opgesteld. In de dorpen rondom worden loopgraven aangelegd en wordt een soort dorpsleger samengesteld. Dit alles met het oog op de komst van de Japanners. In de omgeving bevinden zich zo’n 3.000 goed georganiseerde rovers, voortgekomen uit de armoede en ellende. Ook zij vormen een bedreiging. Op 9 oktober wordt de stad Zhengding, waar Tomaš zich veilig waant, door de Japanners veroverd. In de voormiddag komt een Chinees priester Tomaš waarschuwen dat men de Europeanen wil doden. Češka antwoordt daarop lachend: ‘Maar wij zullen de soldaten geen kwaad doen’. Zo probeert hij de ander te troosten, maar geeft dit bericht toch door aan anderen. Diezelfde avond blijkt de waarschuwing terecht te zijn geweest. Een drama voltrekt zich. ´s Avonds bevindt hij zich in de eetzaal als een bende soldaten binnen dringen, de aanwezige Europeanen blinddoeken en de handen op hun rug binden. Zij worden naar buiten gevoerd de nacht in. Na meer dan 4 weken worden overblijfselen van de 9 Europeanen gevonden. Ze blijken diezelfde nog vermoord te zijn.

Daarmee komt een einde aan 40 jaar missionarisleven van Thomaš Češka.

voor een uitgebreider verslag van het drama van 9 oktober
zie hier voor pagina van de martelaren

zie ook:

Uit het leven van de missionaris en martelaar uit Brdoveč, dienaar Gods Tomaš Češka (aflevering 2)  
Uit het leven van de missionaris en martelaar uit Brdoveč, dienaar Gods Tomaš Češka (aflevering 3)